Sneeuw in Nederland steeds zeldzamer

Het KNMI berichtte dat sneeuwval in de toekomst steeds zeldzamer wordt. Onderzoeker Hylke de Vries noemt 2 oorzaken:

1 ‘Door de opwarming neemt allereerst het aantal ‘potentiële’ sneeuwdagen af. Dit zijn dagen waarop het koud genoeg is om sneeuw en geen regen te krijgen… In Nederland is de afname in het aantal potentiële sneeuwdagen de belangrijkste factor waardoor er tegenwoordig minder sneeuw valt.’
2 ‘Een tweede factor voor afnemende sneeuwkansen is dat de neerslag op potentiële sneeuwdagen afneemt. In Nederland voorzien we een afname van sneeuwval tussen de 10 en 20 procent per graad opwarming op potentiële sneeuwdagen (zie Figuur). Het wordt gemiddeld dus steeds droger op koude dagen. In een opwarmend klimaat komen koude dagen meer en meer alleen nog voor tijdens de koudste luchtstromingen uit noordoostelijke richtingen. Deze noordoostelijke, continentale wind is droog en geeft minder sneeuw dan een wind met een meer noordelijke oorsprong.

Het gaat hier dus deels om waarnemingen en deels om voorspellingen. Ik kijk eerst naar de waarnemingen. De eerste factor, de belangrijkste volgens het KNMI, is ‘de opwarming’. Het lijkt logisch: meer warme/ minder koude dagen betekent een kleinere kans op sneeuw. Het aantal potentiele sneeuwdagen neemt dan af. Ik kijk hiervoor naar de gegevens van De Bilt.

Data: KNMI

Het KNMI levert in de uurwaarnemingen van een aantal stations per uur of er in dat uur of het voorafgaande uur sneeuw gevallen is. Ik heb die gegevens gecombineerd tot aantal uren sneeuwval per etmaal. Te zien is dat het aantal uren dat het sneeuwde op een ‘sneeuwdag’ afneemt in de tijd. Opvallend is echter dat het aantal dagen dat er 15 uren en langer sneeuwval was in de loop van de tijd nauwelijks is veranderd. Het aantal etmalen met minder dan 15 uur sneeuwval werd wel minder. Dus aantal etmalen met zware sneeuwval blijft ongeveer gelijk tussen 1951 en 2016, maar het aantal dagen met lichte sneeuwval nam af.

Er is nog een ander interessante grafiek in de databank van het KNMI te vinden, namelijk de sneeuwdiepte in De Bilt:

Bron: KNMI

De sneeuwdiepte neemt duidelijk af in de tijd. Het is jammer dat de sneeuwdiepte tot 2005 niet gedetailleerd werd bijgehouden. Boven de 50 mm doen alleen de klassen 80, 150 en 230 mm mee. Vanaf 2005 wordt de sneeuwdiepte gedetailleerder bijgehouden. In de grafiek is te zien dat die afname van de sneeuwdiepte niet geleidelijk verloopt maar tamelijk abrupt in de jaren ’80. Datzelfde is ook te zien in onderstaande grafiek over het aantal uren sneeuwval per jaar in De Bilt:

Data: KNMI

Er is sprake van twee ‘plateaus’ waarop de uren sneeuwval zich bewegen, met een duidelijk breekpunt eind jaren ’80 van de vorige eeuw. Dat breekpunt komen we ook tegen in het temperatuurverloop in De Bilt:

Data: KNMI

Het KNMI noemt als belangrijkste oorzaak van de afname van de sneeuwval ‘Door de opwarming….’ . Een argeloze lezer denkt daarbij automatisch aan de ‘de opwarming’ vanwege de toename van CO2. Tussen 1988 en 1990 gaat de temperatuur ongeveer 1 °C omhoog. Dat is een sprong die sinds het begin van de metingen ongekend is. Die sprong in de temperatuur vinden we terug in een groot deel van Europa. En ook elders op het NH is een dergelijke sprong te vinden, soms iets vroeger in de jaren ’80.

Ik heb al eerder hier laten zien dat die temperatuursprong het gevolg is van een opvallende wijziging in de luchtcirculatie, dus waar de wind vandaan komt. In onderstaande grafiek is die verandering in de luchtcirculatie voor de maand februari weergegeven:

Data: KNMI

De ZW-wind werd vanaf eind jaren ’80 dominant in februari (en andere maanden), ten koste van de NO-circulatie. Met die ZW-wind wordt overwegend de luchtsoort mT (maritiem Tropisch) binnen gevoerd die relatief zachte lucht brengt. De gevolgen daarvan voor het temperatuurverloop in de maanden januari, februari, maart en december (de maanden met sneeuw) zijn hier te zien:

Data: KNMI

De sprong is in januari, februari en maart prominent aanwezig, december is wat minder duidelijk. De snelle verandering van de luchtcirculatie eind jaren ’80 met grotere aanvoer van zachte lucht is goed gedocumenteerd in diverse peer reviewed publicaties waar ik eerder over schreef. Zie onder andere hier en hier.

Het mag duidelijk zijn dat hier het versterkt broeikaseffect niet de dominante factor is. De opwarming van ons land vanaf 1901 is voor een groot deel het gevolg van de veranderde luchtcirculatie. Grotere aanvoer van zachte lucht in de winter betekent een kleinere kans op sneeuwval. Het is merkwaardig dat het KNMI dat niet noemt.

Over de tweede oorzaak zegt het KNMI: “Het wordt gemiddeld dus steeds droger op koude dagen. In een opwarmend klimaat komen koude dagen meer en meer alleen nog voor tijdens de koudste luchtstromingen uit noordoostelijke richtingen. Deze noordoostelijke, continentale wind is droog en geeft minder sneeuw dan een wind met een meer noordelijke oorsprong.”

Als ik het goed begrijp is de redenering als volgt: door ‘de opwarming’ blijven er minder koude dagen, potentiele sneeuwdagen over. De overblijvende potentiele sneeuwdagen komen met een overwegend noordoostelijke stroming ons land binnen. Maar omdat de luchtsoort dan continentaal (cP , continentale Polair) is (zeer koude droge lucht) is de neerslagkans (sneeuw) bijgevolg klein. Logisch. De belangrijkste luchtsoorten die in ons land sneeuw brengen zijn mP (maritiem Polair) en mA maritiem Arctisch). De wind komt dan uit het koude noorden, en pikt onderweg over het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Noordzee voldoende waterdamp op om sneeuwwolken te vormen. Meer ZW wind betekent minder wind uit andere streken. Op de windroos hierboven is dat goed te zien.

Het artikel sluit af met : “Minder sneeuw dus in Nederland voor de slee-fanaat tijdens toekomstige koudegolven. Voor de schaatsliefhebber is de grotere kans op sneeuwvrij natuurijs juist wel goed nieuws.”
Bron: KNMI

Dat eerste valt nog te bezien. De voorspelling van minder sneeuw in de toekomst (kaartjes hierboven) is de uitkomst van een model. En die modellen kunnen er flink naast zitten. Geen enkel model heeft de grootschalige verandering in luchtcirculatie in de jaren ‘80 zien aankomen. Over de oorzaken ervan heerst onder wetenschappers nog steeds onzekerheid. Dat betekent dat in de (nabije) toekomst een dergelijke verschuiving zich weer kan voordoen, met mogelijk gevolgen voor de sneeuwval. Of schaatsliefhebbers er iets aan hebben dat het ijs wellicht sneeuwvrij zal zijn waag ik te betwijfelen. Want voorlopig staat de oostcirculatie die koude droge lucht brengt namelijk op een laag pitje, dus kleine kans op schaatsijs. Maar ook dat kan zomaar veranderen. En het ene jaar is het andere niet. De mens wikt, de natuur beschikt (uiteindelijk).

De voorspelling van minder sneeuwval in de toekomst is gebaseerd op toekomstige opwarming vanwege een toename van CO2. Misschien dat het KNMI de rol van CO2 in haar modellen wat minder dominant zou moeten maken.

Data: Deutsche Wetterdienst