“Ik zag de gletsjers smelten”


Bron: Volkskrant

Dat is de vette kop boven een artikel van Cor Speksnijder in de Volkskrant van 1 november j.l. Het trok meteen mijn aandacht, omdat ik ook wel eens een paar gletsjers heb zien smelten, in Zwitserland. Loop maar naar het einde van een gletsjer in de zomer en je ziet hem smelten. Maar dat bedoelde paleoklimatoloog Jane Francis niet. Ze zag na 10 jaar een gletsjer op Spitsbergen en constateerde dat die aanmerkelijk korter was geworden. Dat is ongetwijfeld waar: vanaf ongeveer 1750 worden er meer gletsjers op aarde korter dan langer. Dat heeft te maken met de massabalans van gletsjers, die gevoelig is voor de temperatuur en sneeuwval. Omdat het de afgelopen tijd wat warmer geworden is in veel gebieden worden veel gletsjers korter, indien die smelt niet gecompenseerd wordt door meer sneeuwval althans.
Ik denk dat de kop pakkend moest zijn, en de foto daaronder met Jane Francis te midden van pinguïns doet vermoeden dat we met een mens te doen hebben die deugt. Dat zal ongetwijfeld wel. En het verhaal deugt in eerste instantie ook wel, het gaat dan vooral over de transformatie van Antarctica van groen naar wit continent.

Maar dan gaat het mis, als de journalist haar vraagt hoe ze de toekomst ziet van Antarctica. Ze zegt: “Nu verandert het klimaat veel sneller dan ooit in het verleden. Nooit eerder zijn de CO2-niveaus zo snel gestegen als tegenwoordig.” .  De eerste bewering, dat het klimaat nu veel sneller dan ooit is aantoonbaar onjuist. Dan gaat het natuurlijk om de temperatuur, want van andere klimaatelementen, zoals neerslag, wind, luchtdruk e.d. is vanuit het verleden erg weinig tot niets bekend.


Bron data: Alley

Kijkt u eens hierboven naar de temperatuurreconstructie van de temperatuur op Groenland in het Holoceen. Zuurstofisotopen van ijs ( δ18Oice ) in de ijskern GISP2 zijn gebruikt als proxy voor de reconstructie van de temperatuur op Groenland. De grafiek toont de temperatuur tijdens het Holoceen, dus van de laatste ruim 11.000 jaar. De data van deze ijskern lopen door tot 1905. Het rode balkje toont de gemiddelde mondiale temperatuurstijging volgens de HadCrut4 datareeks. Volgens die reeks steeg de temperatuur op aarde tussen 1905 en 2017 met 0,92 °C.

Te zien is dat de temperatuur sterk fluctueert. Scherpe dalingen worden gevolgd door sterke stijgingen. Ruim 8000 jaar geleden was er zelfs een enorme stijging van ongeveer 4 °C, en 7000 jaar gelden een stijging van bijna 3 °C in korte tijd. En daarna nog een zestal keren snelle temperatuurstijgingen van meer dan 1 °C.


Bron: Kobashi et al

Een andere temperatuurreconstructie op basis van de GISP2 ijskern is recent gemaakt door Kobashi et al. Zie de grafiek hierboven. De temperatuur in het Holoceen vertoont ook hier een sterk volatiel verloop met snelle stijgingen en dalingen, waarvan een aantal groter dan de recente temperatuurstijging.

Gaan we nog verder terug in de tijd dan wordt het beeld alleen maar duidelijker. De GISP2 ijskern leverde een temperatuurreconstructie vanaf 49.000 jaar geleden bestrijkt dus behalve het Holoceen ook de laatste 40.000 jaar van de laatste ijstijd.

Bron data: Alley

Tijdens die laatste ijstijd, het Weichsel, is er sprake van hele snelle en zeer grote temperatuurschommelingen die vele malen groter zijn dan de schommelingen in het Holoceen.

Conclusie: het statement “Nu verandert het klimaat veel sneller dan ooit in het verleden” is aantoonbaar onjuist. Er zijn overigens tientallen andere temperatuurreconstructies die hetzelfde beeld laten zien.


Bron: Woodfortrees

De tweede uitspraak is: “Nooit eerder zijn de CO2-niveaus zo snel gestegen als tegenwoordig.” De ijskernonderzoeken zoals hier boven beschreven en die tot enkele honderdduizenden jaren teruggaan, geven inderdaad geen sterke CO2-schommelingen weer. Veranderingen in CO2 volgen over het algemeen de veranderingen in temperatuur als gevolg van de uitwisseling van CO2 tussen atmosfeer en oceanen. Koud water kan immers meer CO2 opslaan dan warm water. Hierboven is dat effect weergegeven voor de periode vanaf 1958 (het begin van de meetreeks van atmosferisch CO2). De piek in atmosferisch CO2 ligt over het algemeen iets later in de tijd dan de piek van de temperatuur (HadCrut4).

Bovenstaande geldt niet alleen voor kortstondige schommelingen zoals hierboven getoond, maar ook voor langdurige veranderingen. Stott e.a. onderzochten de stijging van atmosferisch CO2 aan het einde van de Weichsel ijstijd, zo’n 18.000 jaar geleden, en de opwarming die de opmaat vormde voor het huidige interglaciaal. Dat deden ze door isotopenonderzoek in mariene sedimenten in het westelijk deel van de Grote Oceaan. Ze vonden dat de stijging van het CO2 voorafgegaan werd door een stijging van de temperatuur, zo’n 1300 jaar eerder. Deze was het gevolg van de opwarming van diep zeewater op het zuidelijk halfrond. Die opwarming was weer het gevolg van een toegenomen instraling in de lente op Antarctica, in combinatie met een afnemende albedo van drijfijs.

Onderstaande grafiek toont een vijftal reconstructies van het atmosferisch CO2-gehalte gedurende de afgelopen 600 miljoen jaar.


Bron: Wikipedia

Het heden is links te vinden, het huidige CO2-gehalte van de atmosfeer is ongeveer 400 ppm. Wat opvalt is dat het CO2-gehalte lang geleden 10x zo hoog was als momenteel. Bekend is dat de temperaturen destijds waarschijnlijk niet veel hoger waren dan tijdens het Tertiair (65 miljoen-2,5 miljoen jaar geleden), toen de CO2-waarden waren gezakt tot ongeveer 800 a 600 ppm .

Kunnen we vaststellen of de uitspraak juist is? Nee, de 5 reconstructies hierboven hebben een zo laag oplossend vermogen dat er over een periode van 100 jaar niets te zeggen valt. De uitspraak dat nooit eerder de CO2-niveaus zo snel zijn gestegen als tegenwoordig is onbewijsbaar.

Maar misschien slaat de eerste zin op de tweede. Dus dat Francis het CO2-gehalte van de atmosfeer ziet als een klimaatkenmerk. De ondertitel van het artikel suggereert dat ook wel een beetje. Dat zou betekenen dat het gehalte aan CO2 in de atmosfeer een proxy is voor de temperatuur. Dus hoge CO2-gehaltes veroorzaken hoge temperaturen. Over dit vermeende mechanisme gaat het klimaatdebat al enkele decennia.

CO2 is een broeikasgas, dus een stijging van dat CO2 heeft (enige) invloed op de temperatuur op aarde. Maar hoe groot is die invloed? In het laboratorium stijgt de temperatuur 1,1 °C bij verdubbeling van CO2. Maar het aardse klimaat is geen statische laboratoriumopstelling waarbij men alle omstandigheden constant houdt maar een complex systeem. Elke verandering in het systeem veroorzaakt weer een schier oneindige kettingreactie van andere veranderingen, et cetera.

Hoge CO2-concentraties betekenen daardoor niet automatisch hoge temperaturen. Opvallend is bijvoorbeeld dat de glaciale periode gedurende het Ordovicium (440 miljoen jaar geleden) ontstond bij CO2-gehaltes van de atmosfeer van 5000 ppm. Dat is ruim 12x de huidige concentratie.

Bron:  Caltech

Het verdwijnen van het bos op Antarctica en de bedekking met landijs waren niet zozeer het gevolg van dalende CO2-concentraties zoals het artikel suggereert, maar van continentverschuiving waardoor de zogenaamde Antarctic Circumpolar Current ontstond. Dat is de circulaire zeestroom rond Antarctica, die vanaf het Tertiair voor extreme afkoeling zorgde.

In een interview in ScienceDaily in 2007 zegt oceanograaf en geoloog Lowell Stott: ” I don’t want anyone to leave thinking that this is evidence that CO2 doesn’t affect climate. It does, but the important point is that CO2 is not the beginning and end of climate change.” Ik denk dat Stott met deze uitspraak de spijker op zijn kop slaat. CO2 is een broeikasgas en heeft als zodanig invloed op de energiebalans van de aarde. Maar dat wil nog niet zeggen dat atmosferisch CO2 de “major trigger” is voor klimaatverandering.

Terug naar het begin van het artikel, als Francis een verband legt tussen gletsjersmelt en CO2. Professor Oerlemans (UU) doet al jaren onderzoek aan gletsjers. Hij zei over de veranderingen in gletsjerlengte: ” What we see from this data is that glaciers were growing through the 1700s, corresponding to the little ice age. After the Little Ice Age ended in the early nineteenth century, glaciers began to retreat. And they have retreated steadily all the way from the early 1800s today, though as this chart shows the glacial retreat has perhaps slowed down over the last fifty years.
So, yes, when the alarmists go to the glaciers and say the glaciers are retreating, they are correct. The glaciers have been retreating in the last 20 years. And they were retreating in 1950 and they were retreating in 1920 and they were retreating in 1900 and they were retreating in 1850. It’s a trend that has gone on for nearly 200 years.

To believe that the current retreat of glaciers is due mainly to man-made global warming, you have to believe that somewhere right here, say around 1950, some natural process that had been causing the glaciers to melt for over 100 years just halted. The natural process halted and at exactly the same time, man-made CO2 took over and kept glaciers retreating at the exact same pace. Or you could just apply Occam’s razor and say that the entire 150 year trend has nothing to do with man and is a natural result of the recovery from the little ice age.”

Misschien is die obsessieve belangstelling voor CO2 wel een hardnekkige vorm van tunnelvisie.