Auteursarchief: Rob de Vos

Nieuwe KNMI klimaatscenario’s


Fig.1    Bron: KNMI

”  De nieuwe nationale klimaatscenario’s laten zien wat Nederland en Caribisch Nederland de komende decennia te wachten staat aan klimaatverandering. Het klimaat verandert zelfs in de meest optimistische scenario’s nog een flinke tijd door, met grote gevolgen voor Nederland. Het wordt in alle seizoenen warmer, met meer tropische dagen en minder vorstdagen. De winter wordt natter, de zomer wordt droger en er ontstaan zwaardere buien. De zeespiegel blijft stijgen.

We zien nu al de gevolgen van klimaatverandering, wereldwijd en ook in Nederland, met grote gevolgen voor mens en natuur. In de nieuwe KNMI’23-klimaatscenario’s laat het KNMI zien dat het voor de verdere klimaatverandering sterk uitmaakt hoeveel broeikasgassen we nog gaan uitstoten. Hoe hoger de uitstoot, hoe sterker de opwarming en hoe extremer het weer. Bovendien neemt met elke ton uitstoot de kans op onvoorspelbare gevolgen toe.”

Zo begint het persbericht van eind vorige week over de jongste versie van de KNMI Klimaatscenario’s. Dat zijn vergezichten (tot voorbij 2100) over de ontwikkelingen van het klimaat in Nederland. Die inleidende zinnen laten er zo te lezen geen twijfel over bestaan: het wordt allemaal erger, en ‘We zien nu al de gevolgen van klimaatverandering… en ook in Nederland, met grote gevolgen voor mens en natuur’. Dat laatste is volstrekte onzin. Maar je moet natuurlijk het rapport ‘pakkend’ maken, want het NOS-journaal en de vele praattafels moeten vanavond die vergezichten van het KNMI breed kunnen uitmeten.

Fig.2    Bron: Scafetta (2022)

Wat men niet uit het oog moet verliezen -ondanks de zekere toon van het persbericht-  is dat die KNMI scenario’s vergezichten zijn en geen voorspellingen. Die vergezichten zijn gebaseerd op de uitkomsten van 33 klimaatmodellen. En die modellen bakken er tot op heden weinig van, ze kunnen niet goed voorspellen.

Kijk maar eens naar de resultaten van een recente publicatie van Scafetta in figuur 2. Het toont het verloop van de gemiddelde aardse temperatuur vanaf 1980 t/m 2021 volgens de satellietdata van UAH v6 (zwarte lijn). De gele band omvat de uitkomsten van in totaal 38 modellen. Die 38 klimaatmodellen van de jongste generatie (CMIP6) zijn verdeeld in drie groepen op basis van hun klimaatgevoeligheid. Klimaatgevoeligheid is de mate waarin het model ‘voorspelt’ dat de temperatuur zal stijgen bij verdubbeling van het CO2 gehalte. Zelfs bij de modellen die een lage opwarming voorspellen, ‘Low-ECS GMCs’ (1.5<ECS≤3.0 °C), duikt de waargenomen temperatuur onder de door die 13 modellen voorspelde temperatuur. Dat divergeren is nog sterker bij de 11 modellen met gemiddelde ECS (3.0<ECS≤4.5 °C) en het sterkst bij de 14 modellen met een hoge ECS (4.5<ECS≤6.0 °C).

In de korte video hierboven legt prof. Happer in enkele minuten uit waarom klimaatmodellen zo’n moeite hebben met het extreem complexe aardse klimaat. Het filmpje is uit 2018, toen de vorige generatie klimaatmodellen CMIP5 actief was. Bedenk dat die CMIP5 modellen het minder slecht deden dan de huidige CMIP6 modellen.

De laatste alinea van het KNMI persbericht: “In deze KNMI’23-klimaatscenario’s hebben wij alle nieuwe kennis over klimaatverandering uit het meest recente IPCC-rapport vertaald naar de Nederlandse situatie. In totaal heeft de supercomputer zo’n 2 jaar 2.000 terabyte aan klimaatmodellen doorgerekend.” Dat laatste klinkt stoer, maar het haalt weinig uit als je modellen niet deugen. Op je hoede zijn dus met dat nieuwe rapport.

Later meer over de details van dit rapport.

 

Onfeilbaar?


Fig.1    Bron: Climategate

Paus Franciscus ontpopte zich onlangs als klimaatactivist en werd daarmee een speler op het klimaatpodium. Hoe serieus moeten we hem nemen? De Italiaanse wetenschapper Franco Battaglia analyseerde de uitspraken van de paus en komt tot de conclusie dat hij weinig kaas heeft gegeten van het klimaat.

Franco Battaglia behaalde zijn doctoraal in scheikunde in Italië en zijn PhD in Chemische Fysica in de VS aan de Universiteit van Rochester (Rochester, NY). Hij was verbonden aan verschillende andere onderzoeksinstituten, onder andere als onderzoeksmedewerker aan het Max Planck Institut fur Stromungsforschung. Battaglia is momenteel werkzaam als professor bij het Department of Engineering van de Università degli Studi di Modena e Reggio Emilia. Hij houdt zich actief bezig met klimaatverandering.


Fig.2    Bron: Climategate.nl

Paus Franciscus ontpopt zich als klimaatactivist

Noch in de encycliek Laudato si, noch in de apostolische aansporing Laudate Deum sprak Paus Franciscus ex cathedra, zodat het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid niet wordt aangetast door de overvloed aan fouten die in beide verklaringen voorkomen.

Als hij een nieuw dogma had willen verkondigen en het als geopenbaarde waarheid had willen presenteren, zou de paus het expliciet aan zijn gelovigen hebben moeten verklaren en aangezien hij dat niet deed, is het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid veilig, zelfs als de fouten in de twee verklaringen werkelijk talrijk zijn. Die van de encycliek van 2015 zijn door veel partijen aan hem gerapporteerd (waaronder ondergetekende) en je kunt ze vinden door online te zoeken. Laten we daarom eens kijken naar de fouten in het Laudate Deum.

    1. ‘Zusters en broeders van onze lijdende planeet.”

Het is duidelijk dat de planeet niet lijdt, al was het maar omdat ze een levenloos object is en niet kan lijden. Heeft de zwavelhoudende Venus of de ijzige maan misschien te lijden? Vanuit het perspectief van de planeet zijn zonnige dagen niet beter of slechter dan regenachtige dagen. De eigenschappen ‘goed’ voor eerstgenoemde en ‘slecht’ voor laatstgenoemde vloeien slechts voor uit het toedichten van menselijke eigenschappen aan levenloze materie– die we soms uitbreiden naar de hele planeet, tot het punt dat we er een ziel aan geven en haar Gaia noemen.

Verder is dit toedichten nogal willekeurig, want als de mooie zonnige dagen te veel worden, noemen we ze droogte. Dat gold ook voor Franciscus, waar hij het woord ‘planeet’ gebruikte in plaats van ‘mensheid’: de context is voor hem te vaag om zichzelf dubbelzinnigheid toe te staan, en met ‘planeet’ bedoelde hij ‘planeet’.

    1. “Elke keer dat de temperatuur op aarde met een halve graad stijgt, neemt ook de intensiteit en frequentie van zware regenval in sommige gebieden, ernstige droogtes in andere, extreme hitte in sommige regio’s en zware sneeuwval in weer andere toe.”

Dit is overduidelijk onjuist. Je zou je kunnen afvragen wat er zou gebeuren elke keer dat de gemiddelde temperatuur op aarde met een halve graad daalde: misschien namen de intensiteit en frequentie van zware regenval hier af en namen de droogtes daar toe; of dat hier de hitte toeneemt en daar de kou? Of kan de temperatuur dalen zonder dat er iets gebeurt? Maar als deze buitensporigheden waar zouden zijn, dan zou er slechts één optimale mondiale gemiddelde temperatuur moeten zijn. En welke? Die van het jaar 1850, zou je kunnen zeggen. Maar waarom die? Wat zou er speciaal zijn aan 1850 vergeleken met, om maar wat te noemen, 1650 toen de temperatuur 2 graden lager was?

    1. “Wat we nu zien is een ongebruikelijke versnelling van de opwarming. In de afgelopen vijftig jaar is de temperatuur met een ongekende snelheid gestegen, ongekend in de afgelopen tweeduizend jaar.” En verder: “We kunnen er niet langer aan twijfelen dat de reden voor de ongebruikelijke snelheid van zulke gevaarlijke veranderingen een onmiskenbaar feit is”.

Dit is niet allen buiten twijfel, maar eenvoudigweg onjuist. In de afgelopen vijftig jaar is de temperatuur met een halve graad gestegen, maar in de dertig jaar tussen 1690 en 1720 is de temperatuur met 1,5 graad gestegen: niets bijzonders dus. En de versnelling is ook niet waar, aangezien er in de jaren 1940-80 geen langzamere opwarming was, maar eerder een afkoeling (en zelfs toen was er alarm), en de jaren 2000-2014 een klimaatpauze kenden. d.w.z. onderbreking van de opwarming.

    1. “Droogten en overstromingen, tsunami’s en overstromingen hebben uiteindelijk dezelfde oorsprong: de opwarming van de aarde”.

De oorsprong van bovengenoemde omstandigheden kan niet de opwarming van de aarde zijn: het zou betekenen dat ze zonder de opwarming van de aarde niet zouden bestaan, terwijl ze er in feite altijd al zijn geweest, het volstaat om gewoon de Bijbel te lezen. Bovendien zijn dit vanuit het gezichtspunt van de planeet gelijkwaardige situaties, terwijl dit vanuit het gezichtspunt van de mensheid misschien niet het geval is. Ja, het zou water, sneeuw, zon, schaduw, wind en kalmte op commando nodig hebben. Maar we kunnen noch de planeet, noch de zon bevelen. We kunnen ons alleen maar aanpassen, en we zouden er goed aan doen dat te doen.

    1. “De uitstoot per hoofd van de bevolking van de rijkste landen is veel hoger dan die van de armste. Een wijdverbreide verandering in de onverantwoordelijke levensstijl die verband houdt met het westerse model zou een aanzienlijke impact hebben.”

De eerste zin is waar, alhoewel de reden waarom de rijke bewoner rijk is, om precies te zijn, juist is omdat hij meer uitstoot. De tweede zin bevat echter een ernstige rekenfout: als het probleem de klimaatverandering als gevolg van de uitstoot is, zou het terugdringen van die van de landen die de meeste uitstoot per hoofd van de bevolking wel eens geen effect kunnen hebben als de totale bevolking van deze landen een minderheid is. En dat is zo. De emissies van de EU zijn bijvoorbeeld goed voor 8%, zodat zelfs het elimineren van de emissies van de zeer rijke EU geen enkel effect op het klimaat zou hebben.

    1. “Het samenvallen van deze mondiale klimaatverschijnselen met de versnelde groei van de uitstoot van broeikasgassen kan niet worden verborgen.”

Er zijn hier twee fouten. Ten eerste betekent de correlatie tussen twee feiten niet dat het ene het andere veroorzaakt: in Europa betekent de daling van het aantal geboorten en de daarmee gepaard gaande vermindering van de ooievaarspopulatie niet dat zij degenen zijn die de kinderen brengen. Ten tweede is de groei van de emissies niet altijd gepaard gegaan met een stijging van de temperaturen (niet in de jaren 1940-80 en 2000-2014).

    1. “De overgrote meerderheid van de klimaatwetenschappers steunt deze correlatie en slechts een klein percentage van hen probeert dit bewijsmateriaal te ontkennen.”

Dit is geen argument. Overeenstemming tussen feiten en niet overeenstemming tussen mensen is nodig om vol te houden dat een vermoeden waar is. En Franciscus vermeldt geen feit – zelfs niet één! – ter ondersteuning van zijn verklaring.

    1. “De evolutie van de gemiddelde oppervlaktetemperaturen kan niet worden verklaard zonder het effect van de toename van broeikasgassen”.

Dat is niet waar: Uwe Heiligheid, hoe verklaart u de evolutie van de temperaturen in het verleden?

    1. “De Verenigde Arabische Emiraten zullen gastheer zijn van de volgende Conferentie van de Partijen (COP28). Het is een land dat zwaar heeft geïnvesteerd in hernieuwbare energie. We kunnen de droom niet opgeven dat COP28 zal leiden tot een beslissende versnelling van de energietransitie.”

Hernieuwbare energiebronnen dragen voor 1% bij aan de energie van dat land, kernenergie voor 4% en fossiele brandstoffen voor 95%. Hopen dat, na 27 mislukte COP’s de volgende COP die daar zal plaatsvinden, succesvol zal zijn, lijkt mij een grote gok. Ik gok op mislukking, ook omdat ik al in het jaar van COP6 gokte op het falen van alle volgende COP’s.

Tijdens de toespraak is paus Franciscus zich er kennelijk van bewust dat alles voorbestemd is om als een kaartenhuis in te storten en het enige wat hij kan doen is concluderen dat: “Het vermijden van een stijging van een tiende graad van de temperatuur op aarde al genoeg zou kunnen zijn om het lijden voor velen te voorkomen.”

Vreemd dat de twijfel niet bij hem opkomt dat een mensheid die wordt blootgesteld aan temperatuurschommelingen die op dezelfde plaats enkele tientallen graden kunnen bedragen en die tussen de Polen en de evenaar 100 graden zijn, enig voordeel zou kunnen hebben van de beheersing van de temperatuur “met een tiende graad” en dat het zich bezighouden met deze ongezonde en onwaarschijnlijke controle in plaats daarvan de oorzaak van het lijden voor veel mensen zou kunnen zijn.

Franco Battaglia.

                                                                               ***

Dit artikel verscheen eerder op www.climategate.nl

Klacht tegen NOS


Fig.1    Bron: Opiniez

Voormalig NOS-directeur Bauke Geersing schreef onlangs in zijn column voor OpinieZ over de partijdigheid van het NOS-journaal als het om klimaatkwesties gaat. Onafhankelijke berichtgeving is vooral op dit moment extreem belangrijk want:

Het klimaatbeleid zal tijdens de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen zeker een grote rol spelen. Onlangs werd door de NPO bekend gemaakt dat meer dan de helft van de kiezers nog niet weet waarop ze gaan stemmen en dat de berichtgeving door de MSM en de NPO een belangrijke rol speelt bij de uiteindelijke keuze. Dan is het van groot belang dat die berichtgeving evenwichtig en genuanceerd is en aandacht besteedt aan alle belangrijke aspecten van de klimaatdiscussie.”

Volgens Geersing is de berichtgeving over onder andere  het klimaat volstrekt beneden de maat en eenzijdig. Zo krijgen de acties van Extinction Rebellion op de A12 uitvoerig aandacht en kiest de NOS daarbij in de berichtgeving zonder gêne de kant van de actievoerders.

Hij diende een klacht in bij de ombudsman en het commissariaat van de media over meerdere NPO-programma’s, waaronder het NOS Journaal en Nieuwsuur. Volgens Geersing zitten deze programma’s vol met feitelijke onjuistheden en zijn ze vooral eenzijdig. Lees de hele column gratis op de website OpinieZ.

Recent heeft Bauke Geersing zijn klachten naar de ombudsman en het commissariaat van de media over het NOS journaal en Nieuwsuur toegelicht in een interview op blckbx.tv.

Hier is de Youtube video van het interview. De eerste 20 minuten van de video gaat Geersing in op de klacht die hij tegen het NOS-Journaal heeft ingediend over de berichtgeving met betrekking tot de A12 blokkades door XR-aanhangers.

Adaptatie

Fig.1    Bron: Wyniasweek

“Mijn huisarts verstuurt elk kwartaal een nieuwsbrief aan haar patiëntenbestand. Dit najaar begon die nieuwsbrief aldus:

‘Duurzaamheid
Als artsen worden we geconfronteerd met de effecten van klimaatverandering op de gezondheid van onze patiënten. Zo hebben mensen meer last van hittestress, gevolgen van uv-straling en allergieën en luchtwegklachten door luchtvervuiling.’

In mijn ervaring waren huisartsen mensen met een degelijke opleiding, brede levenservaring en een nuchtere kijk op mens en samenleving, maar in deze bange tijden vallen steeds meer zekerheden weg. Dat zelfs een anderszins capabele huisarts nu denkt dat ze in haar praktijk de gevolgen van klimaatverandering ziet, geeft wel aan hoe deze gekte tot in alle haarvaten van de samenleving doordringt.”

Zo begint het jongste artikel van Arnout Jaspers, bekend van de bestseller over de zogenaamde stikstofcrisis. Daarna legt hij geduldig uit waarom die ‘effecten van klimaatverandering op de gezondheid’ niet bestaan.

Natuurlijk heeft de huisarts van Jaspers dat item zelf niet bedacht, dat komt van hogerhand. Jaspers: “Zou de Nederlandse Vereniging van Huisartsen al een klimaatbudgetclaim voor het volgende kabinet in voorbereiding hebben? Voor wie denkt dat dit te gek is om los te lopen: al een jaar of tien geleden kreeg ik een verhoging van de waterschapsbelasting in de bus met als excuus dat dit onvermijdelijk was vanwege de klimaatverandering.”

Zo gaat dat bij huisartsenorganisaties, bij waterschappen en bij nog veel meer organisaties. Ik stel me zo voor dat de bestuurders van dergelijke organisaties ’s avonds met samengeknepen billen naar het journaal kijken om te zien wat er nu weer voor onheil op ons afkomt. Intussen weigert de zeespiegel aan de Nederlandse kust sneller te stijgen dan we al vanaf eind 19e eeuw gewend zijn. Waterschappen varen blind op de scenario’s van het KNMI.

Het voor vele miljarden verminderen van de CO2-uitstoot in Nederland zal geen meetbaar effect hebben op het klimaat, dat is intussen bekend. Daarom pleit Jaspers er voor die 28 miljard in adaptatie te stoppen. Lijkt me een goed idee, gewoon blijven doen wat we al meer dan 1000 jaar doen, en dan het liefst gebaseerd op realistisch vergezichten.

Lees het hele artikel van Arnout Jaspers hier, aanbevolen!

 

Keulemans over Koonin

Fig.1

Afgelopen woensdag gaf Steven Koonin een lezing in Driebergen naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek “Onbeslist“. Ik was daar bij, samen met meer dan 300 anderen. En ik heb me vermaakt, want Koonin had een goed verhaal. Opvallend was het relatief grote aantal vrouwen in de zaal. Een goede ontwikkeling, tien jaar geleden had dit soort lezingen nog een vrijwel 100% mannelijk gehoor.

Blijkbaar ook aanwezig was wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant. Hij schreef op 28 september een artikel over die bijeenkomst in zijn krant.


Fig.2    Bron: Volkskrant

De kop van het artikel suggereert dat Koonin met data rommelt. Keulemans is heel handig met het formuleren van zijn verhaal, dat is zeker. Al in de kop van het artikel wordt een vraag gesteld en de argeloze lezer denkt dan: waar rook is is vuur. Keulemans gebruikt quotes van een handvol mensen en past die naadloos in binnen zijn eigen verhaal, vaak zonder dat je er achter komt wat de bevraagde precies bedoelde.  De vraag is nu of Koonin met cijfers smokkelde. Ik duik er in.

Keulemans:

De bijdrage van CO2 aan die opwarming ‘is misschien de helft’, gokt hij, dwars tegen de wetenschappelijke consensus in dat de huidige opwarming volledig door broeikasgassen komt. Het gevaar dat er onomkeerbare processen op gang komen die leiden tot meters zeespiegelstijging wuift hij weg.”

Wetenschappelijke consensus dat de huidige opwarming volledig door broeikasgassen komt? Onzin, waarom zouden natuurlijke factoren die het klimaat besturen plotseling in 1950 ophouden te bestaan? De Technical Summary van het IPCC stelt in haar laatste AR6 rapport op pagina 41 over de menselijke invloed op het klimaat:


Fig.3    Bron: IPCC

Menselijke invloed op klimaatverandering van de afgelopen decennia is volgens het IPCC de ‘main driver’: meer dan 50% van alle invloeden. Dat kán betekenen dat het IPCC de menselijke invloed inschat op 51%: 49% is dan van natuurlijke oorsprong. Dat ‘more than 50% of the change’ is overigens niet de uitkomst van berekeningen, maar van inschatting van de betrokken IPCC-auteurs. Expert view heet dat, en dat laat ruimte voor debat lijkt me.

Waar ik ook moeite mee heb is met dat begrip ‘wetenschappelijke consensus’. Niet alleen toont figuur 3 aan dat die ‘wetenschappelijke consensus’ zelfs bij het IPCC niet bestaat bij de vraag wat of wie verantwoordelijk is voor recente klimaatveranderingen; het botst ook met de wetenschappelijke methode, waar juist het ontbreken van consensus  de aandrijver is van wetenschappelijk onderzoek en debat.

En dan dat vergezicht op ‘meters zeespiegelstijging’ : honderden langjarige meetreeksen van getijdestations over de hele wereld laten geen versnelling zien. Wel is er een opvallend verschil in gemiddelde trend van die stations aan de ene kant (+1,8 mm/jaar) en de satellietdata vanaf 1993 (+3,3 mm/jaar). Die ‘meters zeespiegelstijging’ van Keulemans zijn de uitkomst van vaak sterk overtrokken scenario’s, gebaseerd op wankele modellen.

Keulemans:

Over de dramatische veranderingen aan de polen, de verdroging van Zuid-Europa of de studies die aangeven dat orkanen niet talrijker maar wel degelijk heftiger zijn geworden, hoor je hem toch wat minder.”

Over het zeeijs op de Noordpool schrijf ik jaarlijks. Alleen zijn de veranderingen niet zo dramatisch als Keulemans het voorstelt. Het is waar dat het zomerse zeeijs van begin jaren ’80 tot 2006 afgenomen is. Maar de voorspelling van onder andere Al Gore dat het in 2015 verdwenen zou zijn is volstrekt onjuist gebleken: er is al 17 jaren achtereen géén afname meer van het zomerse zeeijs op de Noordpool:


Fig.4    Bron: Klimaatgek

Wel is er een recente afname van het oppervlak winterse zeeijs rond Antarctica, maar die beperkt zich voorlopig tot de Antarctische winter van 2023. Over de oorzaken daarvan wordt onder experts gediscussieerd.


Fig.5    Data: NSIDC

De veranderingen in Zuid-Europa lijken het gevolg van het uitdijen van Hadley’s Cell naar het noorden. Is dat een gevolg van globale opwarming of niet? Er zijn veel speculaties en weinig ‘bewijzen’.

Over dat ‘wel degelijk’ heftiger worden van orkanen: ik volgde de link in het VK artikel en kwam terecht bij de paper van Kossin et al uit 2020. Ze stellen dat de instrumentele gegevens over de intensiteit van tropische wervelstormen wereldwijd te heterogeen zijn in zowel ruimte als tijd en daardoor ongeschikt zijn voor wereldwijde trendanalyse. Dat lossen de auteurs op door op basis van satellietgegevens (ADT-HURSAT) van de periode 1982-2009, uitgebreid tot 1979-2017 en een slim algoritme een beeld te krijgen van de intensiteitsverandering van tropische wervelstormen. De auteurs berekenen een toename van de intensiteit van ongeveer 8% per decennium.


Fig.6    Bron: NCEI/NOAA

Nu behelpen veel orkaanwetenschappers zich al jaren met de data van NCEI/NOAA. Figuur 6 is afkomstig van het ‘Annual 2022 Tropical Cyclones Report’ van NCEI/NOAA. Het bovenste kaartje geeft de trajecten weer die tropische stormen in 2022 volgden over de aarde. Dit is de indeling op basis van gemiddelde windsnelheid:

Tropische storm =            > 55 km/h
Categorie 1         =              119/153 km/h
Categorie 2         =              154/177 km/h
Categorie 3         =              178/209 km/h
Categorie 4         =              210/249 km/h
Categorie 5         =              ≥ 250 km/h

Major hurricanes zijn van de categorie 3,4 en 5.

De middelste grafiek van figuur 6 geeft het aantal tropische stormen per jaar weer. Hier zijn interessant de ‘cyclones’ (categorie 1 en 2) en de ‘major cyclones’  (categorie 3,4 en 5). De grafiek laat zien dat er van 1980 t/m 2022 inderdaad geen sprake is van een opvallende toe- of afname van het aantal tropische wervelstormen in beide klassen.

Maar de opmerking van Keulemans betrof niet het aantal stormen maar de intensiteit. Welnu, de onderste grafiek in figuur 6 toont de ACE (Accumulated Cyclone Energy) Index, een geïntegreerde maat voor de sterkte, frequentie en duur van tropische stormen. Ook hier geen zichtbare trend.


Fig.7    Bron: Volkskrant

Figuur 7 is de laatste alinea die ik uit het verhaal van Keulemans licht. Eerst het Groenlands ijs. Keulemans: “Het ijs op Groenland zou langzamer zijn gaan smelten, zegt hij dan, zonder er bij te zeggen dat de Deense onderzoekers die hij citeert zelf zeggen dat Koonin het verkeerd ziet.” Als je de link volgt kom je bij een artikel in de Wall Street Journal van 27 februari 2023. Het is een reactie op een artikel van Koonin in dezelfde krant van 10 dagen ervoor. Het is interessant om eerst dat stuk van Koonin te lezen (waar Keulemans geen link naar plaatst) en daarna  de reactie van Mankoff en anderen. Mankoff is de hoofdauteur van een paper uit 2021 getiteld “Greenland ice sheet mass balance from 1840 through next week”.

Wat was er gebeurd, dat bekende wetenschappelijke onderzoekers op Koonins artikel meenden te moeten reageren? Dit is de grafiek die Koonin in zijn artikel toont en in zijn lezing gebruikte om te laten zien wat er met het afsmelten van het Groenlandse ijs aan de hand is:

Fig.8    Bron: WSJ

De tekst van Koonin bij de grafiek komt kort hier op neer:

  • While a warming globe might eventually be the dominant cause of Greenland’s shrinking ice, natural cycles in temperatures and currents in the North Atlantic that extend for decades have been a much more important influence since 1900.”
  • Those cycles, together with the recent slowdown, make it plausible that the next few decades will see a further, perhaps dramatic slowing of ice loss. That would be inconsistent with the IPCC’s projection and wouldn’t at all support the media’s exaggerations.”

Dat lijken me alleszins verdedigbare conclusies uit de getoonde grafiek. De vetdruk is van mijn hand.  Maar waarom was dit aanleiding voor een handvol onderzoekers om er een artikel aan te wijden? De oorzaak ligt waarschijnlijk in het feit dat de grafiek van de hand blijkt te zijn van Mankoff, de hoofdauteur van genoemde Groenlandpaper. Onder de grafiek is te lezen wat de bron is: PROMICE, een in 2007 opgerichte Deense organisatie (Programme for Monitoring of the Greenland Ice Sheet).

Het antwoord op Koonin begint zo: “Steven Koonin’s arugment in “Greenland’s Melting Ice Is No Cause for Climate-Change Panic” (op-ed, Feb. 18) is based on an incorrect interpretation of the plotted data, which comes from research by one of us, Mr. Mankoff. Mr. Koonin claims that “the annual loss of ice has been decreasing in the past decade even as the globe continues to warm.” While that is factually correct, it is an invalid interpretation, considering only the last decade and excluding previous periods. This is often referred to as “cherry picking.”

Zo te lezen reageert men alléén op de daling van de afsmelt van de afgelopen 10 jaren en wat dat mogelijk zou kunnen betekenen voor de komende decennia (punt 2 hiervoor) en niet op wat Koonin schreef over de ups en downs van de ijssmelt vanaf 1900 (punt 1). Kortom: wat Koonin constateert is feitelijk correct, maar zijn interpretatie van die feiten zijn niet die van de onderzoekers. Dat kan, natuurlijk.

De onderzoekers schrijven: “We also note that from 1840 through 1900 (not shown by Mr. Koonin), the ice sheet was in approximate balance—not losing mass—making the current trends even more concerning.” Ik heb daarom even de data van de Mankoff paper gedownload en een grafiek vanaf 1840 gemaakt:


Fig. 9    Data: Mankoff et al

Er zijn inderdaad weinig schommelingen tussen 1840 en 1900 te zien. De onderzoekers noemen dat ‘approximate balance’ , daarmee een ‘natuurlijke staat’ suggererend. Maar dat is natuurlijk onzin. Als dat zo zou zijn is de grote smelt in de jaren ’30 (bijna zo groot als die van de afgelopen 2 decennia) des te opvallender en niet goed te verklaren met destijds geringe menselijke invloed op het wereldklimaat.

De interpretatie van de cijfers door Mankoff et al is alarmistisch. Dat mag, en iedereen weet dat dat tegenwoordig welhaast een voorwaarde is om aan onderzoeksgelden te komen. Maar het is aan Koonin om te laten zien dat een andere interpretatie óók mogelijk is. Overigens is het ook nog de vraag hoe betrouwbaar de reconstructie van Groenlands massabalans is, zeker als men bedenkt dat er nog maar kort aan het Groenlands ijs gemeten wordt.

Tot slot de dust bowl van de jaren ’30 in de Plains van de USA. Keulemans: “Wat Koonin verzwijgt, is dat de hitte niet door klimaatverandering kwam. Het was de periode van door onhandig landgebruik veroorzaakte landerosie genaamd de dust bowl.” Een beetje raar verwijt, want klimaatveranderingen betreffen een periode van minstens 30 jaren. Wat Keulemans suggereert is dat ‘onhandig landgebruik’ de Dust Bowl veroorzaakte. Dat onhandig landgebruik speelde zeker een rol op de Great Plains, maar het waren vooral een aantal jaren achtereen met hoge zomertemperaturen en zeer weinig neerslag die de Dust Bowl hebben veroorzaakt:


Fig.10    Bron: National Weather Service

Conclusie: “Confronteer hem na afloop met zulk gesmokkel, en hij begint te draaien.”  Dat verwijt door Keulemans van gesmokkel  aan het adres van Koonin heeft hij in zijn VK-artikel volstrekt niet kunnen waarmaken. Keulemans is al jaren op het onderwerp klimaat vooringenomen en kan daardoor blijkbaar geen objectief verslag doen van een in mijn ogen prima lezing. Dat is natuurlijk vooral jammer voor de argeloze Volkskrantlezer.

Het zeeijs op de Noordpool anno 2023


Fig.1    Bron: NSIDC

Trouwe lezers weten dat ik rond deze tijd altijd een overzicht geeft van het minimum oppervlak aan zeeijs op de Noordpool. Samen met de zeespiegelstijging behoort het minimum oppervlak zeeijs (drijfijs) op de Noordpool tot de Heilige Graal van klimaatalarmisten. De seizoenschommeling op de Noordpool zorgt ervoor dat meestal in maart het maximum oppervlak (extent) aan zeeijs bereikt wordt en in september het minimum oppervlak. Het kaartje geeft de situatie weer op 20 september 2023.

Fig.2    Bron: NSIDC

De grafiek van figuur 2 vergelijkt de omvang van het zeeijs over de laatste vier weken van dit jaar plus de laatste vier weken van de vier voorgaande jaren. Te zien is dat we het punt van minimum extent (16 september 2023) net een paar dagen voorbij zijn. Verder toont de grafiek dat het jaar 2023 niet afwijkt van de 4 voorafgaande jaren. Dat is opvallend omdat de afgelopen zomermaanden werden beschouwd als ‘de warmste ooit’.


Fig.3   Data: NSIDC

Figuur 3 toont het verloop van de minimum sea ice extent van 1979 t/m 2023. Duidelijk is de afname te zien van begin jaren ’80 tot 2007. Vanaf 2007 t/m 2023 is er geen trend meer te bespeuren.


Fig.4    Data: NSIDC

In de grafiek van figuur 4 is het verloop van de minimum sea ice extent weergegeven van 2007 t/m 2023. De streepjeslijn is de lineaire trendlijn, met formule rechtsonder. De trend is met een P-waarde van 0,67 niet significant.

Al 17 jaren achtereen geen daling meer van het minimum oppervlak zeeijs op de Noordpool. Ik vermoed dat dat niet groots gevierd gaat worden in de traditionele media 😉.

Wereldtemperatuur meten


Fig.1    Data: KNMI

Ik was bezig met het bekijken van de ontwikkeling in de tijd van de temperatuur in De Bilt en wilde  deze vergelijken met het mondiale temperatuurverloop. Het liefst gebruik ik voor de mondiale data de satellietgegevens van UAH die de aarde vrijwel geheel bestrijken. Maar die satellietreeks start pas eind 1978 en de temperatuurreeks van De Bilt begint in 1901.

De mondiale temperatuurdata (anomalieën) van Hadcrut worden als ‘second best’ beschouwd. Anomalieën zijn geen absolute temperaturen maar afwijkingen ten opzichte van een bepaalde standaardperiode. Voor Hadcrut5 is dat 1961-1990. De Hadcrut data zijn gebaseerd op de meetgegevens van meetstations over de hele wereld verspreid. Het grootste probleem bij dergelijke mondiale tijdreeksen is echter dat de ruimtelijke spreiding van de  stations ongelijkmatig is.


Fig.2    Bron:  ORNL

Met name de beide poolgebieden maar ook grote delen van Azië en Afrika beschikken nauwelijks over meetstations. En ook de oceanen tellen maar een handjevol meetstations. De moeilijkste klus voor organisaties als Hadcrut is dan ook om zo min mogelijk ‘last’ te hebben van ontbrekende data. Organisaties als Hadcrut brengen dan ook af en toe nieuwe temperatuurreeksen uit, gebaseerd op ‘verbeterde’ cijfers.


Fig.3    Data: Hadcrut

Figuur 3 toont de ontwikkeling van de ‘gemiddelde temperatuur’ (als anomalie) van de aarde volgens Hadcrut5. De streeplijn is de lineaire trendlijn. De trend volgens de Hadcrut5 reeks is +1,06 °C van 1850 t/m 2022. Van ‘global boiling’ zoals António Guterres onlangs beweerde lijkt me geen sprake. António Guterres is een Portugese socialistische politicus en de huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Fig.4    Bron: Washington Post

Ruim 1 °C temperatuurstijging in meer dan 170 jaren is niet erg indrukwekkend. Maar o.k., ‘the boiling has started’, dus wellicht weet António wat de toekomst zal brengen. Intussen was ik nieuwsgierig geworden naar de temperatuurgrafiek van Hadcrut4, de voorganger van Hadcrut5. Hadcrut4 startte in 2012, Hadcrut5 nam in 2020  het stokje over. Welk verschil is te zien tussen de nieuwste en de vorige versie?


Fig.5    Data: Hadcrut

Te zien is dat versie 4 in het begin van de reeks hoger ligt en aan het einde lager ligt dan versie 5. Als we naar beide lineaire trendlijnen kijken is het verschil goed te zien. Met behulp van de formules is de trend van versie 5 =1,06 °C en van versie 4 =0,92 °C. Als je er zoals ik niet automatisch van uitgaat dat de recentste altijd de beste versie is, dan is het interessant om te zien wat er veranderd is bij de overgang van Hadcrut4 naar Hadcrut5. Dat laten de volgende kaartjes mooi zien.

Fig.6    Bron: UCAR

De kaartjes zijn afkomstig van UCAR, dat het National Center for Atmospheric Research in de USA namens de National Science Foundation beheert. Ze laten fraai het verschil zien tussen Hadcrut4 en Hadcrut5 van de temperatuur-anomalieën  van maart 2016.

Het bovenste kaartje (Hadcrut4) laat in grijs de gebieden zien waar meetgegevens ontbreken. Dat zijn de beide polen grotendeels,  een groot deel van Afrika en delen van Zuid-Amerika en van de zuidelijke Grote en Atlantische Oceaan. Op het onderste kaartje (Hadcrut5) ontbreken die grijze gebieden.

Betekent dat laatste dat er in de ‘lege’ gebieden zoveel meetstations bijgekomen zijn dat er een volledige dekking is ontstaan? Nee. Hadcrut heeft het probleem wiskundig opgelost:  de cellen met ontbrekende meetgegevens zijn ingevuld met behulp van een algoritme. Het UCAR schrijft hierover:

“Recente vergelijkingen van datasets van mondiale oppervlaktetemperaturen (zie Expert Guidance) laten zien dat de geanalyseerde versie van HadCRUT5 zeer goed overeenkomt met andere schattingen (bijv. NASA GISTEMP, Berkeley Earth, NOAA Global Temp) van mondiale anomalieën van oppervlaktetemperaturen.”

Dat lijkt me een cirkelredenering. Immers, die andere organisaties putten voor de berekening van hun ‘global temperature’ uit dezelfde databank van weerstations als Hadcrut doet en vullen de grijze gebieden in met de resultaten van de door hen gehanteerde ‘infilling’-methode.

Het verschil in langjarige trend van 1,06 °C (Hadcrut5) en 0,92 °C (Hadcrut4) laat zien dat het ‘invullen’ van de grijze gebieden met niet-gemeten data resulteert in een langetermijn temperatuurtrend in die grijze gebieden (ik schat ± 10% van het aardoppervlak) die hoger moet zijn dan 1,06 °C. Dan moet je wel zeker zijn van je invulmethode. Het UCAR heeft zijn twijfels en stelt terecht:

“De invulling kan mogelijk niet de beperkingen te niet doen van schaarse stationgegevens, vooral in de poolgebieden. Als zodanig zal HadCRUT5 waarschijnlijk het meest afwijken van andere datasets in deze regio’s, en eventuele langetermijntrends moeten nog steeds met voorzichtigheid worden behandeld.

Je kunt dus stellen dat die trend van 1850-2022 van de overal gehanteerde 1,06 °C (vaak gemakshalve afgerond tot 1,1 °C) tamelijk onzeker is. Ook als je bedenkt dat de meetgegevens in de periode 1850-1900 beperkt voorhanden waren doordat het aantal meetstations destijds schaars was en een nog veel onevenwichtiger verdeling over de aarde kende dan momenteel. De vergelijking met de temperaturen van De Bilt bewaar ik voor een volgende keer.

Die warme zomer van 1947

Fig.1    Bron: KNMI

Onlangs berichtte de website van het KNMI dat de zomer van 2023 zeer warm, zeer zonnig en aan de natte kant is geweest. Daarmee is de zomer van 2023 op nummer 7 in de top-10 van de warmste zomers sinds 1901 terecht gekomen.


Fig.2    Data: KNMI

Die top-10 bekijkend valt op dat 7 van de 10 warme zomers van na het jaar 2000 zijn. Dat is niet verwonderlijk, want met name vanaf ongeveer 1980 zijn de zomertemperaturen in De Bilt toegenomen:


Fig.3    Data: KNMI

De long hot summer van 1976 herinner ik me nog goed, maar die van 1947 was vóór mijn tijd en legendarisch. Op de website van het KNMI vond ik dit artikel over de zomer van 1947:

Fig.4    Bron: KNMI

Het KNMI: “De laatste jaren maken we de ene na de andere warme zomer mee, maar topzomer in ruim honderd jaar is nog steeds die van 1947.” Maar hoe komt het dat die dan niet in  het top-10 lijstje van figuur 2 voorkomt? Dat komt omdat het bericht van figuur 4 afkomstig is van 22 augustus 2001. Overigens moet het artikel na 2001 nog aangevuld zijn, want de zomer van 2003 wordt ook genoemd.

Nu zou je denken dat er dan na 2001 wellicht veel zomers waren met een gemiddelde zomertemperatuur die hoger was dan de 18,7 °C van 1947 ? Maar dat is niet zo, er is maar één zomer die warmer was dan die van 1947, namelijk die van 2018. Het verdwijnen van de zomer van 1947 uit die top-10 is het gevolg van de homogenisatie die het KNMI in 2016 heeft toegepast op de temperaturen van 1901 tot september 1951. Ik heb daar onlangs nog over geschreven, zie hier en hier.


Fig.5    Data: KNMI

De grafiek van figuur 5 laat het verschil zien tussen de gemeten zomertemperaturen  en de gehomogeniseerde zomertemperaturen van 1901-1951. Vanaf 1952 zijn de weergegeven zomertemperaturen gewoon weer de gemeten temperaturen, zoals dat hoort.

De blauwe stippen zijn de zomertemperaturen zoals ze afgeleid zijn van de gemeten temperaturen. Te zien is dat alle zomertemperaturen van 1901 t/m 1951 naar beneden zijn bijgesteld. Ook is goed te zien dat die correcties (altijd naar beneden) het grootst zijn bij de hoogste temperaturen.

Het gevolg van die homogenisatie is dat in de zomer van 1947 het aantal zomerse dagen ( max. temperatuur ≥ 25 °C) terugviel van 46 naar 35, en dat het aantal tropische dagen (max. temperatuur ≥ 30 °C) terugviel van 16 naar 8 dagen. Daardoor verdween de zomer van 1947 uit de top-10 van warmste zomers sinds 1901. Het is de hoogste tijd dat dat gecorrigeerd wordt: de zomer van 1947 was de een na warmste vanaf 1901.


Fig.6    Data: KNMI

Aardbeving Marokko

Wat heeft de aardbeving in Marokko te maken met het klimaat, zult u wellicht denken? Maar de  klimaathysterie kent momenteel geen grenzen. Nu doet het verhaal de ronde dat de recente aardbeving in de Westelijke Atlas in Marokko het gevolg zou zijn van klimaatverandering. Absurd. Hoe ontstond die aardbeving dan wel? Een stukje geologie:

Fig.1   Bron: Wikipedia

Aardbevingen en klimaat zijn verschillende systemen.  Er kan wel een indirect verband bestaan, bijvoorbeeld bij GIA (glacial isostatic adjustment). Dat is het terugveren van de aardkorst door drukontlasting als een ijskap smelt (Scandinavië, Canada). Maar dat zijn extreem trage processen over grote gebieden, waarbij naar mijn weten geen hevige aardbevingen voorkomen. Figuur 1 laat zien dat Marokko ver verwijderd is van GIA gebieden.

De aardbeving in de Westelijke Atlas hoort bij beweging langs breuken die voorkomen bij orogenese (gebergtevorming). Orogenese ontstaat als gevolg van platentektoniek langs randen van bewegende stukken aardkorst (platen) . Marokko ligt op een kruispunt van platen en daardoor zijn er veel breuken in de Marokkaanse ondergrond en is de ondergrond geologisch actief:

Fig.2    Bron: Ahmed Chalouan et al (2023)

Het epicentrum van de verwoestende aardbeving in Marokko op 8 september lag in het Hoge Atlasgebergte, ongeveer 71 km ten zuidwesten van Marrakech. Professor in Geodynamica aan de  Universidad de Granada, Jesús Galindo-Zaldivar, die al lang onderzoek doet naar de geologie van het gebied, beschrijft in een artikel de factoren die tot de aardbeving hebben geleid:

“De catastrofale aardbeving vond plaats ten noorden van het westelijke Atlasgebergte, ten zuiden van Marrakech. Volgens schattingen van het Marokkaanse Nationale Instituut voor Geofysica en het Amerikaanse geologische onderzoek ligt de diepte tussen 8 km en 26 km. De aardbeving is het gevolg van een geologisch fenomeen dat een “omgekeerde breuk” wordt genoemd. Dit doet zich voor wanneer tektonische platen op elkaar botsen, waardoor de aardkorst dikker wordt. De spanning langs deze breuklijnen kan aardbevingen veroorzaken doordat gesteente abrupt verschuift om opgehoopte spanning los te laten, wat kenmerkend is voor een seismische breuk.”

Die ‘omgekeerde breuk’  heet in het Engels ‘reverse fault’. De breuk die de recente aardbeving heeft veroorzaakt is in figuur te zien in de Westelijke Atlas ten ZW van Marrakech (aangeduid met ‘M’). Tektonische processen langs breuken zijn  het gevolg van mechanische spanningen in de aardkorst. In dit geval is er sprake van compressieve spanning en worden gesteenten in en over elkaar gedrukt, zoals in dit videootje:

Bron:  USGS