IJs en sneeuw op Groenland deel 2

In het eerste deel van het bericht over Groenland liet ik zien dat gletsjers aan de rand van de ice shelf vanaf begin deze eeuw een negatieve massabalans hebben. Ook liet ik zien dat vanaf 2012 de trend van de massabalans minder negatief wordt en dat er na het smeltseizoen van 2016 sprake is van een opmerkelijke hoeveelheid sneeuw- en ijstoename.

Aan de ice shelf zelf heb ik in dat bericht weinig aandacht besteed. Een lezer van Klimaatgek maakte me attent op een publicatie van Johannessen et al uit 2005, getiteld “Recent Ice-Sheet Growth in the Interior of Greenland” .

Bron:  Johannessen et al 2005

Daarbij maakten ze gebruik van de hoogtemeters aan boord van de European Remote Sensing satellites (ERS-1 and ERS-2) van 1992 tot 2003. Johannessen et al schrijven in hun abstract:  “An increase of 6.4 T 0.2 centimeters per year (cm/year) is found in the vast interior areas above 1500 meters, in contrast to previous reports of highelevation balance. Below 1500 meters, the elevation-change rate is –2.0 T 0.9 cm/year, in qualitative agreement with reported thinning in the ice-sheet margins. Averaged over the study area, the increase is 5.4 T 0.2 cm/year, or È60 cm over 11 years, or È54 cm when corrected for isostatic uplift. Winter elevation changes are shown to be linked to the North Atlantic Oscillation.”

Dus boven de 1500m in genoemde periode een toename 6,4 cm/jaar, beneden de 1500m en afname van 2 cm/jaar. Dat laatste komt overeen met de cijfers uit het eerste bericht, dat massa-afname aan de randen van de ice shelf plaatsvindt. Omdat het grootste deel van de ice shelf boven de 1500m ligt is de overall verandering tussen 1992 en 2003 positief.

Bron:  Johannessen et al

In bovenstaande grafiek is te zien dat  de rode (boven 1550m) en de zwarte lijn (beneden de 1500m) vanaf het jaar 2000 divergeren. Gemiddeld over het gehele was er een netto toename van de ijsmassa met 5,4 cm/jaar. Over de gehele periode betekent dat 54 cm erbij, rekening houdend met  de isosatische uplift van de ondergrond van Groenland van 6 cm in die periode.

Bron: NSIDC

Het is in de main stream klimaatwetenshap gewoonte om de recente afsmelt van (de randen van ) de ijsmassa op Groenland direct te koppelen aan de opwarming als gevolg van het stijgend CO2-gehalte van de atmosfeer. Maar zijn daar voldoende aanwijzingen voor? Is die recente smelt niet ook of vooral het gevolg van andere factoren, zoals langjarige oscillaties in temperatuur? Het is daarom goed om wat langer terug te kijken in de tijd.

Bron: NSIDC

In bovenstaande grafiek is weergeven de jaarlijkse smelt anomalie op basis van de oppervlak in 1000 km2.  Elke staaf is de som van de dagelijkse smeltoppervlakte in de maanden juni, juli en augustus, minus de gemiddelde jaarlijkse smelt. Te zien is dat de reeks een  langjarige oscillatie vertoont.

Bron: NSIDC

Een dergelijke oscillatie is terug te vinden in de grafiek van de zomertemperatuur in Tasiilaq aan de ZO kust van Groenland sinds eind van de 19e eeuw. Dergelijke langjarige meetreeksen van de temperatuur per maand zijn in Groenland nauwelijks te vinden. De meeste meetreeksen zijn van recente datum. In feit is er slechts 1 meetreeks waarvan vanaf eind vorige eeuw tot heden de maandgemiddelde vrijwel ononderbroken temperaturen beschikbaar zijn tot heden, en dat betreft de plaats Angmagssalik  aan de ZW kust van Groenland.  De data daarvan zijn afkomstig van GHCN  en beschikbaar op de ClimateEXplorer van het KNMI:

Bron:  ClimateExplorer

Als ik de maandtemperatuur anomalie (121 maand filter) van Angmagssalik vergelijk met een 121 maands filter op de AMO dat van NOAA vlg Kaplan dan ziet dat er zo uit:

Bron data:  ClimateExplorer en NOAA

De correlatie is onmiskenbaar. De AMO stuurt in sterke mate het temperatuurverloop in Angmagssalik en ongetwijfeld in Groenland als geheel. En daarmee is de AMO tevens de sturende kracht achter de massabalans van het ijs op Groenland.  In het uitgebreide bericht van 30 november 2015 kwamen we na regressie-analyse tot de conclusie dat de AMO voor 71% verantwoordelijk is voor het temperatuurverloop in het Arctische gebied. Daarbij was het temperatuurverloop van de lucht ongeveer 4,5 zo sterk als die van de AMO.  Een grote multiplier dus, veroorzaakt door de zogenaamde arctische amplificatie.

Voor de situatie in Groenland geldt wat voor het gehele Arctische gebied geldt. Het is dus aannemelijk dat de afname van de massabalans van veel gletsjers op Groenland  vanaf ongeveer 2000 vooral het gevolg is van de AMO, de temperatuuroscillatie van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, en in (veel) mindere mate het gevolg van algehele opwarming vanwege stijgende CO2 in de atmosfeer.

In dit licht bezien is het niet verwonderlijk dat diverse indicatoren zoals albedo en sneeuwval de laatste jaren een kentering vertonen, die te verklaren is uit het feit dat de AMO zijn top bereikt heeft en een daling gaat inzetten. De oscillatiefrequentie van de AMO is ongeveer 70 a 80 jaar. 35 tot 40 jaar daling voor de boeg dus, ook in Groenland.